Haalbaarheidsstudie Microforce++ 
In het kader van het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater (IPMV) is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar microforce++, een technologie waarbij ozonisatie en biologische oxidatie worden gecombineerd. De prestaties van MicroForce++ werden vergeleken met de referentietechnologie: een nageschakelde ozondosering met zandfilter. Op basis van de haalbaarheidsstudie presteert Microforce++ beter dan de referentie.
Het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit afvalwater (IPMV) is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), en de Nederlandse Waterschappen om de zoektocht naar deze innovatieve oplossingen te versnellen.
MicroForce++ combineert ozonisatie en biologische oxidatie om organische microverontreinigingen (e.g. medicijnresten) op een duurzame en voordelige manier uit RWZI effluent te verwijderen. Het MicroForce++ proces bestaat uit twee opeenvolgende, in serie geschakelde O3/Bio reactoren waarbij in elke O3/Bio reactor een specifieke ozondosis wordt gehanteerd. Hierdoor worden niet-biodegradeerbare moleculen omgezet naar kleinere, biodegradeerbare componenten die tegelijkertijd op een duurzame, biologische manier worden gemineraliseerd a.d.h.v. biofilm-op-drager technologie.
Aan de hand van een haalbaarheidsstudie werd deze innovatieve technologie geëvalueerd op verschillende criteria, nl. het verwijderingsrendement van gidsstoffen, de CO2 footprint, TCO en de inzetbaarheid op RWZI’s in Nederland.
Uit deze haalbaarheidsstudie is gebleken dat MicroForce++ uitstekend scoort op CO2 footprint en TCO. De CO2 footprint bedraagt 59 g CO2/m3, wat een verlaging betekent van ongeveer 55% in vergelijking met de referentietechnologie (130 g CO2/m3 voor Ozon + ZF). De belangrijkste besparing in CO2 footprint is te wijten aan de lagere ozondosis (0,35 g O3/g DOC) die nodig is voor de verwijdering van gidsstoffen, wat op haar beurt een lagere energie- en grondstoffen verbruik mogelijk maakt. Verder zal de productie van slib of het gebruik van spoelwater door de biofilmreactoren een verwaarloze contributie hebben op de totale CO2 footprint.